zaterdag 21 oktober 2017

EEN JAAR ZONDER (NEDERLANDSE) POPCORN



Met het aanstaande Amsterdamned Filmfestival voor de deur, is het misschien een mooie gelegenheid voor wat bespiegelingen over de Nederlandse film en met name de genrefilm.



Een jaar geleden voorspelde ik dat Prooi voorlopig de laatste Nederlandse popcornmovie zou zijn. Dat was naar aanleiding van de tegenvallende bezoekersinteresse en het, als gevolg daarvan, verslechterende financieringsklimaat voor – in het bijzonder - genrefilms.



Helaas heb ik gelijk gekregen. Wat we aan Nederlandse films het afgelopen jaar in de bioscoop te zien kregen waren voornamelijk romcoms, kinderfilms, boekverfilmingen en wat low budget dramafilms.

De reden is simpel, die zijn goedkoop te maken. De meeste budgetten voor die films liggen tussen de één en twee miljoen euro. En dat is nog wel bij elkaar te sprokkelen.

De films met hogere budgetten zijn films die het geluk hadden als Telescoopfilm te worden bestempeld. Of het zijn de films, zoals Brimstone (ook een Telescoopfilm trouwens), die via een lang en lastig internationaal financieringstraject hun budget bij elkaar hebben gekregen.



Een Nederlandse genrefilm heb ik het afgelopen jaar niet gemaakt zien worden. En ook de toekomst lijkt somber. Afgaande op de subsidies die het Nederlands Filmfonds verstrekt zie ik behalve Redbad (Telescoopfilm), die je met een beetje goede wil een popcornmovie zou kunnen noemen, niets in de maak.



Om dicht bij huis te blijven. Mijn script van Para, een grote actiefilm, is zes jaar geleden door het filmfonds afgewezen. Dat is jammer, want in die zes jaar was het me misschien wel gelukt de 5 miljoen euro die de film nodig had, bij elkaar te krijgen. Nu is dat zo goed als uitgesloten.



Gratis films

Helaas zijn we voor financiering nog steeds afhankelijk van het Filmfonds.

Af en toe duiken in de media berichten op dat een nieuw financieringstraject zonder het fonds mogelijk zou zijn. Dan worden er voorbeelden genoemd van films – zoals Misfit – die voor een paar ton gemaakt zouden zijn. ‘Zie je wel’, is dan de optimistische conclusie, je kan voor weinig geld films maken.



Natuurlijk kan je voor weinig geld films maken. Weinig draaidagen, kleine crew, en vooral iedereen weinig of niets betalen.

Zo kan je ook gratis een krant maken. Vragen of de journalisten gratis hun stukjes willen schrijven en de drukker voor niks wil drukken. ‘Zie je wel’, een krant hoeft helemaal niet zo duur te zijn.



Het vervelende van dit soort in de media geventileerde opvattingen is, dat – zo bleek al in het verleden – de politiek hier gretig op inspringt, en weer een argument heeft om te beknibbelen op filmsubsidies.



Dus even voor de duidelijkheid: een speelfilm waarin iedereen normaal betaald wordt en die een minimale technische en artistieke kwaliteit heeft (dus bijvoorbeeld niet opgenomen met een iPhone en geacteerd door leden van toneelclub ‘Jan Klaassen & Katrijn’) kost gewoon minimaal 1 miljoen.

En een genrefilm, met zijn visuele effecten en stunts, zit al gauw ruim boven de 2-3 miljoen.

(voor degenen die een wat uitgebreidere uitleg willen hebben, raad ik mijn boek ‘Buurman, wat doet u nu?’ aan)



Tax Incentive

Zonder Filmfonds is dat budget niet bij elkaar te krijgen. Maar met het Filmfonds ook niet, want het Filmfonds geeft niet meer dan 50% van het budget. Die andere 50% moet uit de markt (distributeur, televisie) komen. En anderhalf miljoen financieren via marktpartijen is op dit moment onmogelijk. Voor privé investeerders is het investeren in film uiterst onaantrekkelijk.



De tax incentive helpt hierbij niet, want die valt in de 50% overheidssteun.

Er had natuurlijk -  naar Belgisch voorbeeld – een tax shelter moeten komen. Die valt immers in het marktdeel.

Toen de steunmaatregel een paar jaar geleden in ontwikkeling was, heb ik daarvoor gepleit, maar Doreen Boonekamp (directeur Filmfonds) en politici als Vera Bergkamp, - die betrokken waren bij het opzetten van de regeling - dachten destijds dat de Belgische taxshelter ook als overheidssteun te bestempelen was. Het lijkt er dus op dat op verkeerde gronden voor de tax incentive regeling is gekozen.



Gevolg

Het gevolg van deze keuze is dat – om het budget rond te krijgen – Nederlandse filmers in België het geluid zitten af te werken en de Belgen hier in Nederland.  We passeren elkaar bij Breda.

En intussen halen buitenlandse filmproducties het geld – miljoenen - van de Tax Incentive op. (hoeven ze in tegenstelling tot Nederlandse producenten ook nog eens niet terug te betalen)



Oplossing

Hoe zorgen we ervoor dat er weer popcornmovies gemaakt kunnen gaan worden? En niet alleen popcornmovies maar ook de andere wat duurdere films. Is er een oplossing? Natuurlijk. De belangrijkste maatregelen zouden zijn:

1.     Heffing aan de bron bij de bioscoopexploitanten (die verdienen het meest in de exploitatieketen) 

2.     Verhoging van de staatsteun naar 70% (hoogte staatsteun is geen Europees beleid, dat mag het Nederlands Filmfonds gewoon zelf beslissen.)

3.     Maak investeren in film aantrekkelijker.



Simpel toch. Heb ik al jaren geleden gezegd. Maar wie luistert er nou naar mij?