donderdag 17 mei 2018

Jubelberichten

Wat verdienen regisseurs? Wat verdienen scenaristen?
Wie verdient er aan een bioscoopfilm?

Toen ik jaren geleden voor mijn film Moordwijven op zoek was naar een groot plezierjacht, kwam ik terecht bij een van de grootste jachten in Europa, en hij was ook nog eens afgemeerd in een Nederlandse haven.
Ik parkeerde naast een Maybach - een wagen van rond de half miljoen - en kreeg een rondleiding van de booteigenaar, een bioscoopexploitant. De Maybach was ook van hem.
Het bevestigde mijn vermoeden dat bioscoopexploitanten de meest vermogende schakels in de distributieketen zijn. Ik ken alleen maar welgestelde exploitanten.
Distributeurs zijn een goede tweede. Ik ken er een die er een verzameling Rolls-Royces op na houdt.
Producenten hebben het al een stuk minder makkelijk, om maar helemaal te zwijgen over regisseurs en scenaristen. Die zitten helemaal onderaan de voedselketen.

Niemand maakt me wijs dat exploitanten het zo slecht hebben. Toch dragen ze dat met verve uit en wisten onlangs een btw-convenant te bewerkstelligen waarin werd afgesproken dat ze geen 21 procent maar slechts 6 procent btw hoefden te betalen over een bioscoopkaartje.
Dat levert hen een voordeeltje van 30 miljoen op. Vijf daarvan worden in een pot (het Abraham Tuschinski Fonds) gestopt en toegewezen aan Nederlandse filmprojecten. De rest verdwijnt voor een groot deel in de zakken van de - meest buitenlandse - aandeelhouders van de bioscoopconcerns.
Het convenant - dat verdacht geruisloos in april werd gesloten - is geheel zonder inbreng van makers tot stand gekomen.
Ik denk dat die veel liever hadden gezien dat de btw weer naar 21 procent was gegaan. En dat de 30 miljoen die dan in de schatkist komt, direct bij regisseurs en scenarioschrijvers terecht komt zodat die tenminste weer eens wat films kunnen maken.

Niet alleen door het btw-convenant, maar ook via de - door het Filmfonds zelf bejubelde ‘Film Production Incentive’-regeling verdwijnen er miljoenen - via films als Dunkirk en The Hitman’s Bodyguard - naar het buitenland. Miljoenen die we ook niet meer terugzien.
De enigen die hiervan profiteren zijn de Nederlandse co-producenten die ingeschakeld worden om het geld binnen te harken en facilitaire bedrijven, hotels, en wat crew in assisterende functies.
Het zijn eigenlijk economische maatregelen die weinig helpen om de Nederlandse filmcultuur naar een hoger plan te brengen.
Nederlandse regisseurs en scenaristen hebben er al helemaal geen voordeel van.

In tegenstelling tot alle jubelberichten die het Filmfonds de laatste tijd naar buiten brengt over de Nederlandse filmsituatie, lijkt er mij weinig reden om te juichen.
Dat in 2016 het gemiddelde filmbudget van een Nederlandse speelfilm het laagst van Europa was, lijkt me eerder een nieuwsfeit om in de media ruim onder de aandacht te brengen.


= = = =
 
 deze column verscheen ook in Het Parool van woensdag 16 mei 2018