
Met het aanstaande Amsterdamned Filmfestival voor de deur,
is het misschien een mooie gelegenheid voor wat bespiegelingen over de Nederlandse
film en met name de genrefilm.
Een jaar geleden voorspelde ik dat Prooi voorlopig de laatste Nederlandse popcornmovie zou zijn. Dat
was naar aanleiding van de tegenvallende bezoekersinteresse en het, als gevolg
daarvan, verslechterende financieringsklimaat voor – in het bijzonder -
genrefilms.
Helaas heb ik gelijk gekregen. Wat we aan Nederlandse films
het afgelopen jaar in de bioscoop te zien kregen waren voornamelijk romcoms,
kinderfilms, boekverfilmingen en wat low budget dramafilms.
De reden is simpel, die zijn goedkoop te maken. De meeste
budgetten voor die films liggen tussen de één en twee miljoen euro. En dat is
nog wel bij elkaar te sprokkelen.
De films met hogere budgetten zijn films die het geluk
hadden als Telescoopfilm te worden bestempeld. Of het zijn de films, zoals Brimstone (ook een Telescoopfilm
trouwens), die via een lang en lastig internationaal financieringstraject hun
budget bij elkaar hebben gekregen.
Een Nederlandse genrefilm heb ik het afgelopen jaar niet
gemaakt zien worden. En ook de toekomst lijkt somber. Afgaande op de subsidies
die het Nederlands Filmfonds verstrekt zie ik behalve Redbad (Telescoopfilm), die je met een beetje goede wil een
popcornmovie zou kunnen noemen, niets in de maak.
Om dicht bij huis te blijven. Mijn script van Para, een grote actiefilm, is zes jaar
geleden door het filmfonds afgewezen. Dat is jammer, want in die zes jaar was
het me misschien wel gelukt de 5 miljoen euro die de film nodig had, bij elkaar
te krijgen. Nu is dat zo goed als uitgesloten.
Gratis films
Helaas zijn we voor financiering nog steeds afhankelijk van
het Filmfonds.
Af en toe duiken in de media berichten op dat een nieuw
financieringstraject zonder het fonds mogelijk zou zijn. Dan worden er
voorbeelden genoemd van films – zoals Misfit
– die voor een paar ton gemaakt zouden zijn. ‘Zie je wel’, is dan de
optimistische conclusie, je kan voor weinig geld films maken.
Natuurlijk kan je voor weinig geld films maken. Weinig
draaidagen, kleine crew, en vooral iedereen weinig of niets betalen.
Zo kan je ook gratis een krant maken. Vragen of de
journalisten gratis hun stukjes willen schrijven en de drukker voor niks wil
drukken. ‘Zie je wel’, een krant hoeft helemaal niet zo duur te zijn.
Het vervelende van dit soort in de media geventileerde
opvattingen is, dat – zo bleek al in het verleden – de politiek hier gretig op
inspringt, en weer een argument heeft om te beknibbelen op filmsubsidies.
Dus even voor de duidelijkheid: een speelfilm waarin
iedereen normaal betaald wordt en die een minimale technische en artistieke
kwaliteit heeft (dus bijvoorbeeld niet opgenomen met een iPhone en geacteerd
door leden van toneelclub ‘Jan Klaassen & Katrijn’) kost gewoon minimaal 1
miljoen.
En een genrefilm, met zijn visuele effecten en stunts, zit
al gauw ruim boven de 2-3 miljoen.
(voor degenen die een wat uitgebreidere uitleg willen
hebben, raad ik mijn boek ‘Buurman, wat doet u nu?’ aan)
Tax Incentive
Zonder Filmfonds is dat budget niet bij elkaar te krijgen.
Maar met het Filmfonds ook niet, want het Filmfonds geeft niet meer dan 50% van
het budget. Die andere 50% moet uit de markt (distributeur, televisie) komen. En
anderhalf miljoen financieren via marktpartijen is op dit moment onmogelijk.
Voor privé investeerders is het investeren in film uiterst onaantrekkelijk.
De tax incentive helpt hierbij niet, want die valt in de 50%
overheidssteun.
Er had natuurlijk -
naar Belgisch voorbeeld – een tax shelter moeten komen. Die valt immers
in het marktdeel.
Toen de steunmaatregel een paar jaar geleden in ontwikkeling
was, heb ik daarvoor gepleit, maar Doreen Boonekamp (directeur Filmfonds) en
politici als Vera Bergkamp, - die betrokken waren bij het opzetten van de
regeling - dachten destijds dat de Belgische taxshelter ook als overheidssteun
te bestempelen was. Het lijkt er dus op dat op verkeerde gronden voor de tax
incentive regeling is gekozen.
Gevolg
Het gevolg van deze keuze is dat – om het budget rond te
krijgen – Nederlandse filmers in België het geluid zitten af te werken en de
Belgen hier in Nederland. We passeren
elkaar bij Breda.
En intussen halen buitenlandse filmproducties het geld –
miljoenen - van de Tax Incentive op. (hoeven ze in tegenstelling tot Nederlandse
producenten ook nog eens niet terug te betalen)
Oplossing
Hoe zorgen we ervoor dat er weer popcornmovies gemaakt
kunnen gaan worden? En niet alleen popcornmovies maar ook de andere wat
duurdere films. Is er een oplossing? Natuurlijk. De belangrijkste maatregelen
zouden zijn:
1.
Heffing aan de bron bij de bioscoopexploitanten
(die verdienen het meest in de exploitatieketen)
2.
Verhoging van de staatsteun naar 70% (hoogte
staatsteun is geen Europees beleid, dat mag het Nederlands Filmfonds gewoon
zelf beslissen.)
3.
Maak investeren in film aantrekkelijker.
Simpel toch. Heb ik al jaren geleden gezegd. Maar wie
luistert er nou naar mij?