zaterdag 17 augustus 2013

KABELAARS

Het goede nieuws is dat volgens Rob van Esch, Directeur NLkabel,  de kabelaars een groot voorstander zijn van auteursrechten en dat de makers beloond dienen te worden.
Het slechte nieuws is dat ze vervolgens de makers weigeren te betalen.

(zie: http://nlkabel.nl/auteursrechten-natuurlijk-maar-wel-op-een-goede-basis/ )


Ik ga nu niet te diep in op de vreemde gedachtekronkel dat, nu de content niet meer via de satelliet, maar rechtstreeks vanuit de omroep aan de kabel geleverd wordt, er in de gedachten van Rob (en ook in die van de FPN) niet meer voor die auteursrechten betaald hoeft te worden. Het resultaat is natuurlijk hetzelfde; content wordt aan kabelaars gegeven waarvoor door de makers (regisseurs en scenarioschrijvers) nooit een vergoeding is afgesproken met de producent.


Rob van Esch meent dat een producentenorganisatie als StOP de juiste gesprekspartner is en namens alle Nederlandse producenten een deal met de kabelaar kan uitonderhandelen. StOP zou namelijk de Nederlandse producenten vertegenwoordigen.


Maar welke producenten eigenlijk?  Wie vertegenwoordigen ze?  Welke producenten zich bij StOP hebben aangesloten, weigeren ze om privacy redenen te zeggen.


Ik ben zelf producent, maar geen lid van StOP en heb StOP ook nooit toestemming gegeven namens mij met de kabelmaatschappijen te onderhandelen.

Sterker nog, ik ken in mijn omgeving vrijwel niemand die lid is van StOP.  En zij die dat wel zijn, hebben geen idee waar StOP precies voor staat, maar hebben zich aangemeld uit angst inkomsten te verliezen.

Als ik kabelaar zou zijn, zeker als ik de directeur van NLkabel was, zou ik me toch afvragen met wie ik aan de onderhandelingstafel zit. Voor je het weet wordt er content op de kabel vertoond van producenten die daar geen toestemming voor gegeven hebben. En dat is natuurlijk niet netjes.


Op die manier houden die rechtszaken ook niet snel op.



donderdag 1 augustus 2013

CASTEN IN L.A.


Voor Down hadden we veel Engelstalige acteurs nodig. Een aantal, vooral voor de wat kleinere rollen, kwam uit Nederland, het merendeel kwam uit Engeland en Amerika.
Omdat we een groot deel van de film op lokatie in New York draaiden, kwamen daar ook de meeste acteurs vandaan. Voor de hoofdrollen organiseerden we een aantal castings in L.A.
Onze casting director in L.A. was de fameuze Mike Fenton, bekend van de castings van o.a. de Indiana Jones films. In een hotel was een ruimte afgehuurd waar wij de kandidaten ontvingen.
Is het in Nederland gebruikelijk een korte scene met de acteurs op video op te nemen, in Amerika is het gebruikelijk in eerste instantie een praatje met ze te maken.
De meeste acteurs die we hadden uitgenodigd kende ik al, en ik had geen behoefte om ze te zien acteren. Daarvan wist ik wel dat ze dat konden.
Voor de mannelijke hoofdrol had ik in eerste instantie Skeet Ulrich op het oog. Ik kende hem uit Scream en hij leek me een goede keus. Hij woonde in Virginia en we spraken af om samen te gaan eten om elkaar beter te leren kennen. Ik reisde af naar Washington samen met Myrna van Gilst, mijn regie assistent. Omdat we Skeet niet kenden van recente films en we dus niet wisten hoe hij er tegenwoordig uit zou zien, sprak ik met Myrna af dat ze hem vanaf een afstandje bij de ontmoeting zou gade slaan en me door middel van een teken zou laten weten wat ze van hem vond.
De ontmoeting in een Washington’s hotel verliep alleraardigst. Myrna liet vanaf een afstandje weten dat Skeet haar goedkeuring kon wegdragen en ik had een aangenaam diner met hem waarbij het gesprek voorzover ik me kan herinneren voornamelijk ging over de verbouwing van zijn boerderij.
Bij het afscheid verkeerde ik in de veronderstelling dat we een deal hadden. Helaas kregen we niet veel later van zijn agent te horen dat Skeet nog in de race was voor een andere film. Er waren echter nog geen definitieve afspraken gemaakt, en als die er niet snel kwamen zou Skeet kiezen voor mijn film. Deze toezegging bleek in de fameuze categorie ‘aan het lijntje houden’ te vallen. Na weken wachten en een nieuwe ontmoeting in L.A., waarin Skeet nogmaals bevestigde dat hij binnenkort een keuze zou maken, wat niet gebeurde, werd ik het een beetje beu en besloten we maar eens naar alternatieven te gaan zoeken.
Dat viel niet mee.
Een hoop acteurs die ik op mijn lijstje had staan wilden niet of konden niet.
Kiefer Sutherland kreeg ik aangeboden, maar dat aanbod sloegen we af. Hij werd door menigeen, ook door Mike Fenton, als box office poison gezien en ikzelf was ook niet erg enthousiast over hem. Een paar jaar later zou hij doorbreken met 24, dus commercieel gezien was het dom van ons om hem te weigeren.
Ik werd er een beetje moedeloos van. Acteurs die we hadden uitgenodigd zeiden op het laatste moment af of kwamen helemaal niet opdagen.
Michael Ironside stond hoog op mijn lijstje voor de bad guy. Ik ontmoette hem in het restaurant van ons hotel in L.A.
Na de gebruikelijke vriendelijkheden over en weer ging het gesprek over de inhoudelijke kant van de film. Michael begon allemaal nare dingen over het script en zijn rol te zeggen en ik kreeg de indruk dat hij de rol helemaal niet zag zitten.
Toen ik het script verdedigde en hem liet weten dat ik geen inbreuk op mijn visie zou accepteren, en hem vervolgens zei dat hij die rol dan maar niet moest nemen als hij geen enkel vertrouwen in de regisseur had, draaide hij bij. Hij glimlachte en zei dat dat nou precies was wat hij wilde horen; een regisseur die achter zijn film stond; Michael was binnen.
Maar nog steeds hadden we geen mannelijke hoofdrol. Op een ochtend zat opeens Matt LeBlanc tegenover ons aan de tafel in de castingruimte van het hotel. Matt was tot die tijd voornamelijk bekend vanwege zijn hoofdrol in de successerie Friends.
Ik had hem op mijn lijstje staan als vriend van de hoofdrolspeler, een aardige, maar veel kleinere rol.
Maar toen het gesprek begon werd al snel duidelijk dat Matt in de veronderstelling verkeerde dat hij voor de hoofdrol was gevraagd. Buiten dat ik hem daar helemaal niet de juiste acteur voor vond, was er kennelijk een misverstand  in de communicatie tussen Mike Fenton en zijn agent geweest.
Vervelender was nog dat Matt zich gedroeg als een absolute asshole. Hij begon het hele script af te kraken en ik begon me af te vragen waarom hij eigenlijk uberhaupt was gekomen. Zelden een vervelender, arroganter, en zelfingenomener iemand meegemaakt als Matt.
Gelukkig hoefde ik ook helemaal niet meer uit te leggen dat ik hem slechts voor een bijrol had willen hebben. We hebben hem vriendelijk bedankt voor zijn komst en hem het beste toegewenst. 
Ik heb hem ook niet meer in veel speelfilms teruggezien...
Uiteindelijk ging de mannelijke hoofdrol naar James Marshall. En de vrouwelijke hoofdrol naar Naomi Watts.
Maar dat is weer een ander verhaal...

 
Opnamen voor DOWN op 5th Avenue. Regenmachines zorgen voor een een aardige stortbui.